19-04-2024
Walter Grootaers is kankervrij: “Het was geen gemakkelijk jaar, maar ik heb nooit langer dan drie dagen zitten kniezen”
Hij hield zich een jaar stil, om te focussen op z’n genezing van leverkanker. Maar Walter Grootaers (69) is terug, met de blik op nieuwe muziek en optredens. “Wellicht heb ik als kind geleerd om periodes makkelijk af te sluiten, te rationaliseren.”
Rock’n roll never dies, dus Walter Grootaers ook niet. Afgelopen september trok de frontman van De Kreuners zich terug uit de schijnwerpers, om zich te focussen op zijn behandeling tegen leverkanker. Tot vorige week die verlossende foto op Instagram verscheen. I’m back, bitches.
En inderdaad, wanneer we hem treffen in zijn favoriete steakhuis in Lier, oogt hij kwiek. Guitige lach intact, slechts ietsje heser dan voordien. “De afgelopen veertig jaar had het publiek problemen met mijn stem, nu ikzelf. Elk z’n toer is niks te veel. (lacht)” De toon is gezet.
Eerst en vooral: hoe gaat het met je? Veel mensen waren duidelijk blij je terug te zien.
“Ik was ook zelf heel blij. (grijnst) Het is geen gemakkelijk jaar geweest, zeker die eerste weken waren zwaar. Als je hoort dat je kanker hebt, heb je eventjes tijd nodig om dat te plaatsen. Maar zodra ik het aan al m’n kinderen had verteld, heb ik een knop omgedraaid en ben ik gestart met immuuntherapie. Eén keer per maand, om de kankercellen te doden en de tumor te verkleinen. Dat heeft goed gewerkt.”
Heb je veel last gehad van bijwerkingen?
“Het lastigste waren de uitdroging – niet alleen voor de stem, ook mijn nagels begonnen te scheuren – en de vermoeidheid. Maar mijn agenda was leeggemaakt, ik had niks anders te doen dan genezen. Na drie, vier maanden bleek de tumor al gehalveerd te zijn. Een maand later konden ze opereren, vier dagen daarna mocht ik naar huis. Ik wil dus niet te veel klagen. Intussen is ook de behandeling stopgezet. Ik moet regelmatig op controle, en dat zal nog een tijdje zo blijven. Maar op dit moment zijn alle kankercellen uit mijn lichaam.”
Ben je bang geweest?
“Natuurlijk. Ik ben een optimist, maar kan ook enorm melancholisch zijn. Al duurt dat niet lang. Nooit heb ik meer dan drie dagen zitten kniezen. Ik redeneer mij daaruit. Kijk, de dokters zeiden me meteen dat een transplantatie niet nodig was. Ik heb jarenlang met veel smaak gegeten, dus ik heb niet meer de lever van een twintigjarige. Maar hij is wel nog in goeie staat, niet vervet. Daarom konden ze snel met die immuuntherapie beginnen. Vanaf dat moment wist ik: aha, er is een uitweg. Dat was genoeg om niet negatief te gaan denken.”
De tumor is eigenlijk per toeval ontdekt.
(knikt) “Op een bepaald moment verloor ik veel gewicht, bijna dagelijks. Ik had ook bijna geen honger meer, en ik sliep heel onrustig. Of ik nu op mijn rechter- of linkerzijde lag, het deed allemaal pijn. De radioloog in Lier zag op foto’s dat er een klein zwevend gezwel tegen mijn maag plakte. Goedaardig. ‘Maar in je lever, Walter, daar zit iets serieus. Ik zou je willen doorverwijzen naar Leuven.’ Het rare was dat de professor daar, eens hij mijn geschiedenis opvroeg, die tumor al zag zitten op de foto’s van mijn coronabesmetting. Dan spreken we over drie jaar geleden.”
“Sinds mijn herseninfarct kan ik niet meer dezelfde handtekening zetten als vroeger, mijn motoriek is niet honderd procent hersteld”
Maar destijds had niemand die opgemerkt?
(schudt het hoofd) “We zaten natuurlijk volop in die eerste lockdown. We stonden voor iets volledig nieuws, mijn corona was toen topprioriteit. En dat zit in de longen, niet in de lever. Ik neem ook niemand iets kwalijk, laat dat duidelijk zijn. Ik ben in Leuven geweldig behandeld, iedereen kende mijn dossier ten gronde. Ze vroegen me zelfs of ze het als studieobject mochten gebruiken. Natuurlijk mocht dat. Ik vond dat belangrijk. Of het nu goed of slecht afliep, anderen kunnen er maar wel bij varen.”
Ik vind het knap dat je er zo sereen over praat. Terwijl je in vijf jaar tijd een herseninfarct, corona, en dit over je heen hebt gekregen.
“Het mag nu wel stoppen. Laat het de volgende keer alsjeblieft gewoon een beetje tandpijn zijn. (lacht) Oké, ik ben niet meer de oude. Sinds dat infarct kan ik bijvoorbeeld niet meer dezelfde handtekening zetten als vroeger, mijn motoriek is niet honderd procent hersteld. Daarom lukt skiën me ook niet meer. Ik zou opnieuw lessen moeten volgen, en daar heb ik geen zin in. In de bergen kan je ook mooie wandelingen maken, hé. Het is allemaal goed afgelopen. Waarom dan verzuurd terugkijken?”
Voor veel mensen zou dat een opgave zijn.
“Ja, misschien wel. (pauze) Misschien heeft het iets te maken met mijn jeugd? Van mijn geboorte tot mijn puberjaren zijn we vijf à zes keer verhuisd. Telkens weer afscheid nemen van een omgeving en van je vrienden, als kind was ik daar heel gevoelig voor. Wellicht heb ik toen geleerd heb om periodes makkelijk af te sluiten, te rationaliseren.”
Op naar de toekomst dan. Dit najaar komt er, voor het eerst sinds 1993, een soloplaat van je uit.
“Ik vertaal al jaren rocknummers uit het Engels, als goeie vingeroefening. En toen ik thuis herstelde van corona, waren er geen vooruitzichten. Ik was erg aangegrepen door de beelden die ik in het nieuws zag, mensen die geen afscheid konden nemen van hun dierbaren. Ik moest denken Keep me in your heart for a while, het afscheidsnummer van de geweldige Warren Zevon aan zijn vrouw. Ik maakte er Plaats in je hart van. Wie het nu hoort, denkt meestal dat ik het schreef na mijn kankerdiagnose. Maar eigenlijk is het mijn covidsong. En dan deed ik er nog eentje, en nog eentje. She van Aznavour, Johnny Hallyday, Chrissie Hynde. Ik vertelde het terloops aan Axl Peleman, die de voorbije jaren zeker 30 keer is langs geweest om een paar demo’s op te nemen. Maar altijd heel ongedwongen. We zouden wel zien wat er mee gebeurde.”
Wanneer ben je dan de studio ingetrokken?
“Vorige herfst, niet lang na mijn operatie. Zingen was toen nog lastig, en ook de vermoeidheid was nog niet weg. Elke dag verdween ik een half uur om in de zetel te gaan liggen. Maar ik had een geweldig team rond mij. Axl, Stef Kamil Carlens, Joost Zweegers, David Poltrock, Mario Goossens en Ruben Block, de geweldige achtergrondzangeressen Nina Babet en Chantal Kashala. Samenwerken met die mensen, die ik nu pas goed heb leren kennen, geeft energie.”
“Ik heb geen zin om te verpieteren. De laatste jaren op een kamer zitten en wachten tot er een goeie voetbalmatch op televisie is? Je moet léven, niet bestaan”
Op weg naar hier moest ik denken aan een stukje uit je nummer Radio. “Stel dat er iemand zegt: jouw einde is hier en nu.”
“Dan is het zo.”
Echt?
(denkt na) “Ik zou het aartsmoeilijk vinden om afscheid te nemen van mijn familie. Mijn vrouw, mijn kinderen, mijn kleinkinderen. Maar ik denk wel dat ik zelf zou kiezen voor een einde, omdat ik geen zin heb om te verpieteren. De laatste zeven jaar op een kamer zitten en wachten tot er een goeie voetbalmatch op televisie is? En mijn kinderen met de zorgen opzadelen, zodat zij hun leven niet meer kunnen leiden? Nee. Je moet léven, niet bestaan. Dat zongen we met De Kreuners al in Gezellig samenzijn, een van onze eerste songs.”
Nu we het er toch over hebben: wanneer zien we jou en de mannen terug op het podium?
“Binnenkort gaan we dat bespreken. Dit jaar zie ik het niet meer gebeuren. Maar wat 2025 betreft, liggen de mogelijkheden nog open. Zalen in het najaar, festivals in de zomer, … Mijn voorkeur gaat uit naar drie, vier keer de Lotto Arena in het voorjaar. Maar eerst wil ik deze zomer genieten van vier weken Mallorca, onze vaste bestemming, met mijn gezin. Vorig jaar is dat niet gelukt. Tijd om de schade in te halen.”
Volledige artikel: https://www.nieuwsblad.be/cnt/dmf20240510_91482691